Bijna-botsing tussen zweefvliegtuig en motorvliegtuig

Van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ontvingen wij het verzoek het volgende met je te delen.

In het weekend van 5 en 6 maart is er een bijna-botsing geweest tussen een motorvliegtuig en een zweefvliegtuig in het circuit van een zweefvliegterrein. Dit blijkt uit een melding bij het Analysebureau Luchtvaartvoorvallen van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Een goede vluchtvoorbereiding is essentieel om dit soort (bijna)-botsingen te voorkomen. Wij vragen graag daarom opnieuw je aandacht voor dit onderwerp.  

Het overvliegen van zweefvliegterreinen door motorvliegtuigen is risicovol. Zo is er een vergroot risico op (bijna) botsingen vanwege de intensieve vliegactiviteiten rond het zweefvliegterrein. Ook speelt mee dat zweefvliegtuigen tijdens de start heel snel hoogte winnen. Binnen een minuut bereiken zij vaak een hoogte 1.500 voet of meer. Daarnaast bestaat bovendien de kans dat een motorvliegtuig tegen een lierkabel vliegt. De lierkabel hangt gedurende de start onder het zweefvliegtuig en is nauwelijks zichtbaar.

Het ministerie voor Infrastructuur en Waterstaat werkt momenteel aan maatregelen om de risico’s van het (mogelijk onbewust) overvliegen van zweefvliegterreinen te verkleinen. De ILT neemt, waar mogelijk, contact op met vliegers die dit soort bijna-ongevallen meemaken om uit te zoeken hoe de situatie heeft kunnen ontstaan. Dit om herhaling te voorkomen.

 

Wat kun je als vlieger doen om (bijna-)ongevallen te voorkomen? Je kunt (moet; red. AOPA) je vlucht goed voorbereiden. Waar moet je op letten?

  • Controleer op de VFR kaart waar vliegactiviteiten plaatsvinden. Zweefvliegvelden zijn met een G aangeven, delta/schermvliegvelden met een S. Let op, deze activiteiten kunnen zowel op velden met gemotoriseerd verkeer als op militaire bases plaatsvinden als daarbuiten;
  • Raadpleeg Notam's;
  • Raadpleeg het AIP waar andere vliegactiviteiten zijn (ENR 5.5 AERIAL SPORTING AND RECREATIONAL ACTIVITIES)
  • Houd voldoende horizontale en verticale afstand ten opzichte van (zweefvlieg)velden. Vliegtuigen kunnen worden opgelierd tot een hoogte van 1.500 tot 2.500 voet. Deze hoogtes staan per veld in de AIP ENR 5.5. Houd in horizontale afstand rekening met circuits rond zweefvliegterreinen. 

Mocht je in een gevaarlijke situatie komen, meldt dit dan naderhand bij het Analysebureau luchtvaartvoorvallen (zie: voorvallen luchtvaart). De gemelde gegevens worden gebruikt om situaties te analyseren. Op basis van dit soort gegevens kunnen wij samen werken aan een veilige luchtvaartsector.  

Dit is (helaas) een terugkerend onderwerp. AOPA ondersteunt uiteraard de oproep van het Ministerie. 

Nieuws Overzicht